De volgende signalen kunnen op PTSS wijzen:
1
– de patiënt is slachtoffer of getuige geweest van een gebeurtenis, die een feitelijke of dreigende dood of ernstige verwonding met zich heeft meegebracht
– de gebeurtenis heeft intense angst, hulpeloosheid of afschuw opgeroepen
2
– de traumatische gebeurtenis wordt voortdurend herbeleefd (bijvoorbeeld door flashbacks, angstdromen, hallucinaties en bij kinderen vaak tot uiting komend in spelletjes of tekenen)
– het intens psychisch lijden bij blootstelling aan zaken, die de gebeurtenis symboliseren (zowel in het ‘echte’ leven als op televisie)
3
– het aanhoudend vermijden van prikkels als gedachten, gevoelens of gesprekken, die bij het trauma horen
– het aanhoudend vermijden van activiteiten, plaatsen of mensen, die herinneringen oproepen aan het trauma
– de duidelijk verminderde belangstelling voor of deelname aan belangrijke activiteiten
– het onvermogen om een belangrijk aspect van het trauma te herinneren
– gevoelens van onthechting of vervreemding van anderen
– een beperkt spectrum van gevoelens (bijvoorbeeld niet in staat gevoelens van liefde te hebben)
– het gevoel een beperkte toekomst te hebben (bijvoorbeeld de verwachting geen carrière te zullen maken, geen huwelijk of geen kinderen te krijgen)
4
– aanhoudende symptomen, die voor het trauma niet aanwezig waren (slaapproblemen, concentratieproblemen, hartkloppingen, overmatig zweten, depressieve gevoelens, prikkelbaarheid, woede-uitbarstingen, schrikreacties of extreme alertheid)
5
– de symptomen A t/m D doen zich langer dan een maand voor
6
– de stoornis veroorzaakt lijden en verminderd functioneren in de privé-sfeer, sociale kringen, op het werk en/of andere belangrijke terreinen